De jongen en het raam
Ik zat in de intercity tussen Amersfoort en Amsterdam. Tegenover me kwam een jongen zitten. Hij had blonde krullen en droeg een oude waxjas, een spijkerbroek en bergschoenen. Hij had een legergroene tas bij zich. De jongen las een boek, net als ik. Maar als ik in de trein zit lees ik eigenlijk nooit lang. Het voorbijrazende landschap trekt altijd mijn aandacht. Dus al gauw was ik het lezen zat en keek ik uit het raam. Ik keek naar de besneeuwde weilanden, de kale bomen, de bruine en grijze kleuren. Ik vroeg me af wanneer het groen er weer tussendoor zou piepen. Over een paar maanden zou het landschap niet meer grijs en bruin zijn, maar groen met grote gele vlekken, van de paardenbloemen. En zo droomde ik lekker een beetje voor me uit. Tot de krullenbol ineens iets tegen me zei. Hij zei: “mooi hè?” Ik schrok en keek naar de jongen met zijn boswachterlook. Ik probeerde in te schatten of hij zomaar een gesprekje met me wilde aangaan, me probeerde te versieren of slechts de schoonheid van het bestaan met me wilde delen. Ik kwam er niet uit en zei “ja”. Toen keken we allebei weer uit het raam.
2 opmerkingen:
Hahaha, herkenbaar, ik ben ook altijd erg wantrouwend! En lezen in de trein hou ik soms goed vol maar vaak moet ik op den duur ook uit het raam staren (alleen de krant of een Zeer Goed Boek gaat helemaal uit)
Schattig :-)
Een reactie posten