Het leven met een baan en een huis (of: winterdipje)
Er komen loodgieters over de vloer. Een kraan lekt, de loodgieters komen terug. Een andere kraan lekt, de loodgieters komen nog een keer terug. Er komen meer klusjesmannen over de vloer. Er komt een brief met een torenhoog energievoorschot. Er gaat een auto kapot. Vriend wordt ziek. Zieke vriend reist half Twente af voor kapotte auto. Er komt meer post. Post stapelt zich op. Gele briefjes met telefoonnummers stapelen zich op. Stof hoopt zich op in de hoeken, was hoopt zich op in de wasmand en nog op te hangen schilderijen kwijnen weg in de hoek. Ik word ziek. Brieven op mijn werk blijven liggen. Afspraken worden afgezegd maar agenda’s staan vol. Auto maakt weer rare geluiden. Vriend belt op en klinkt somber. Vriend voelt zich alweer niet zo lekker. Vriendin mailt. Vriendin is ziek. Ik word beter maar de zon van gisteren schijnt niet meer. De kinderen dragen jassen.
Zucht… Altijd is er wel iets, als een luchtbubbel onder een stuk plastic: je duwt hem weg maar hij komt altijd weer ergens omhoog. Het voelt alsof ik door een dikke laag modder voorwaarts probeer te waden. Ik ben de winter zat, de winter met zijn zieken, klusjes, kapotte auto’s, spullen die om aandacht zeuren. Ik verlang naar de zon, naar hoge luchten, volle grassen, warme avonden. Ik verlang innig naar het voorjaar!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten