dinsdag 12 augustus 2008

Herinneringen aan Canada, deel 1

Het regende. Het regende hard. De ruitenwissers vlogen piepend heen en weer over de voorruit en alles wat mooi en groen en fris was, leek nu grijs. We besloten naar de stad te gaan. Kamperen met een klein tentje, terwijl je alles behalve slapen buiten doet (koken, eten, lezen, omkleden en vaak zelfs plassen), is niks met zulk weer. Nee, dan de stad; daar heb je bioscopen, winkelcentra en meer vermaak voor donkere dagen.

We reden de stad binnen en werden overweldigd door de drukte. Het hostel wat we geboekt hadden zat vol met dreadlock-achtige backpackers op blote voeten die ontbeten met noodle-soepjes van 3 cent. We moesten alle kampeertroep van de achterbank verdelen over onze kamer en de kofferbak van de auto, om de kans op inbraak zo klein mogelijk te maken. Zo kwam het dat we om vier uur 's middags langs een drukke straat in Victoria geparkeerd stonden terwijl we fleece vesten opvouwden, een hakbijl tussen de schoenen probeerden te proppen en een pak pannenkoekmix in een rugzak stopten.

Ik leegde een jerrycan met water in de goot. Een man begon tegen mij te praten: "you're throwing all that water away?" Inmiddels gewend aan de vriendelijkheid van Candezen en het gemak waarmee we een praatje maakten op campings en langs de weg, begon ik aan een antwoord; ja, we hebben gekampeerd, bla bla bla. Maar de man liet me niet uitpraten en mompelde iets vaags: "there could be fish in there..." Vervolgens bleef hij onzin uitkramen, met een enigszins dubbele tong, terwijl hij onze spulletjes en handelingen uitvoerig observeerde. Ik bekeek de man eens goed en wisselde een blik met D. Ja, we waren weer in de stad.

Geen opmerkingen: