Herinneringen aan Canada, deel 3
Het uitzicht bestond uit vele tinten grijs; de zee, de lucht en de bergen die als getekende houtskoolfiguurtjes laag voor laag achter elkaar te zien waren. Mensen liepen in lichte schommelende boogjes over de boot. Buiten stonden een paar stoere mannen in de wind. Ze probeerden toch nog foto's te maken, zochten naar walvissen of dolfijnen, gingen stug door met hun grote telelenzen. Af en toe spetterde er een plas water omhoog. Als er iemand naar binnen kwam zoog de wind aan de deur tot 'ie met veel kracht opensloeg. Papieren waaiden van tafel en de frisse harde wind deed de slaperige mensen binnen opschrikken uit hun spelletjes, haakwerk, gesprekken, biertjes, koffies. Een buitenman stapte binnen met een koud verwaaid gezicht, regenjas en cappuchon, hij droogde zijn brillenglazen alsof hij in de Nederlandse herfst van de fiets af een kroeg binnenstapte. De binnenmensen gluurden naar elkaar en bekeken elke nieuwkomer, uit verveling. Een moeder zat met een slaperig dochtertje de reis lijdzaam uit. Ik keek uit het raam naar de op en neer glijdende horizon. Langzaam werd het buiten wat lichter. De bergen op de eerste rij gaven de puntige groene details van hun dennenbomen langzaam prijs.