Het huis in de Lipperkerkstraat
Een paar dagen geleden fietste ik door de Lipperkerkstraat. De volkse en altijd drukke straat waar ik vier jaar van mijn leven heb gewoond, in een oud, lichtelijk vervallen jaren '30 pand, dat dienst deed als studentenhuis. Het studentenhuis waar ik ooit aan deze weblog begon.
Alweer heel lang geleden kregen mijn huisgenoten en ik het bericht dat wij het huis moesten verlaten (herinnert u zich deze nog?) omdat de eigenaar was overleden en het pand verkocht zou worden. Het duurde vervolgens een paar jaar voordat de laatste huisgenoot het huis ook echt verliet, maar uiteindelijk stak E. de laatste oude meubels in de fik in de achtertuin en vanaf toen stond het huis leeg. Er leken wel plannen te zijn, maar die schoten niet echt op. Ik fietste af en toe langs het huis en zag soms dat er wat geklust was. Een muurtje hier, een deurtje daar, de garage van de buren platgegooid. Het huis stond op Funda en later was het er weer af. Er kwam een bord van een projectontwikkelaar te hangen. Verder gebeurde er weinig. Zouden ze er appartementen van maken? Of een woonhuis? Er gingen geruchten dat er weer studenten woonden, klopte dat? Vanaf de zijlijn bleven mijn huisgenoten en ik ons oude huisje in de gaten houden.
Een paar dagen geleden fietste ik dus weer lang het huis. Ineens was er leven in de brouwerij. Er stond een vuilstortcontainer op de stoep, op het braakliggende terrein van de garage verrees uit het niets een pand van drie verdiepingen en er liepen allemaal bouwvakkers en projectmannen rond. Ik stopte om naar binnen te gluren. Tegelijkertijd ging de deur open en verscheen er een man in overhemd, om een andere man in overhemd binnen te laten. Ze schudden elkaar de hand en negeerden mij. Ik probeerde nog een glimp van de hal op te vangen maar dat mislukte. Een bouwvakker keek nieuwsgierig naar mij en m'n fiets.
Aan mijn sleutelbos hangt nog steeds de oude sleutel van het huis. Heel lang heeft die nog op het slot gepast maar nu niet meer, want de sloten zijn een tijd geleden vervangen. Toch voelde ik heel sterk de neiging om iets naar die mannen in overhemden te roepen. Ik wilde roepen: "hee joh, dat was mijn huis! Doe niet zo onverschillig! Ik ben duizend keer door die voordeur gestapt ja! Door dat luikje heen heb ik grapjes gemaakt met B. en G. en de anderen! Ik heb dronken op dat stoepje gezeten! Ik ken dit huis beter dan jullie, horen jullie mij?!" Maar ik deed het niet, ik fietste verder en keek nog een keer om naar de bouwvakker, die bijna struikelde en met een vermoeid gezicht een stapel stenen uit zijn handen liet vallen.