Het was ver rijden. Bij Helsingborg in het zuiden van Zweden de E4 op, en dan zo'n twaalfhonderd kilometer naar het noorden. Voorbij Stockholm is de E4 de enige snelweg, hij wordt steeds leger en smaller tot het alleen nog maar een tweebaansweg is met af en toe een extra strook om in te halen. Het landschap verandert ook: minder loofbomen, minder wuivende graanakkertjes, minder bebouwing. In plaats daarvan naaldbomen, heel veel naaldbomen. Af en toe een klein dorpje of benzinestationnetje - het worden er meer naarmate je dichterbij een grote stad komt en minder zodra je daar voorbij bent.
Onderweg stopten we bij parkeerplaatsen met wc’s waar bijna altijd wc-papier en zeep was, picknickplekjes langs meren en campings waar niet alleen toiletblokken waren maar ook een heel keukenblok en soms een sauna. We zwommen in de Botnische baai, die een echte zee is maar die ik eerst niet vond lijken op een zee omdat de Noordzee zo anders is. We maakten ’s avonds een kampvuur tegen de muggen, en voor de gezelligheid. Hoe noordelijker we kwamen, hoe langer de dagen waren. ’s Nachts werd het niet meer donker. Als ik om drie uur in de nacht de tent uit kroop om te gaan plassen, was het bijna helemaal licht en raakte ik in de war. Dan kroop ik gauw weer terug met mijn ogen stijf dicht, om mijn lichaam te laten geloven dat het nog nacht was. Na een paar dagen was ik eraan gewend. De gaslamp, voor ’s avonds bij het lezen of kaarten, hoefden we niet te gebruiken.
Het kleine dorpje vlak onder Umeå, waar de brievenbussen van de mensen op een rijtje aan de weg stonden, was onze eindbestemming. We werden met open armen ontvangen. De ouders van de vrienden van de vrienden voor wiens bruiloft wij naar het noorden waren gereden, zaten in hun zomerhuis. Daarom mochten wij logeren in hun andere huis, dat nu toch leegstond. Het rode houten huis, met boven de deur een Zweedse en een Engelse vlag, werd voor anderhalve week ons thuis. Door de vrienden van onze vrienden werden we uitgenodigd op een barbecue en het voelde alsof we er al jaren bij hoorden. Hun mooie vrijstaande Zweedse huis met de enorme tuin vol bessen en wilde bloemen had niks gekost vergeleken bij de Nederlandse huizen en wij waren jaloers. De muziek stond aan, het gras stond hoog en de zon stond boven de horizon, om de wolken rond een uur of tien roze te kleuren. De gastvrouw liep op haar blote voeten de tuin in om rabarber te snijden voor een zelfgemaakt toetje. We kregen likeur van speciale Noord-Zweedse bessen. Er werd gedronken en er werd een hardloopwedstrijdje gedaan in de grote tuin. Wij maakten foto’s en we lachten. Later liepen we over de asfaltweg door het dorp terug naar ‘ons’ eigen rode huis.
We vermaakten ons goed in Umeå en omstreken. We leerden meer vrienden van onze vrienden kennen: Nederlandse vrienden die ook waren gekomen voor de bruiloft, en Zweedse vrienden van de tijd voordat zij bij hem in Nederland kwam wonen. We gingen raften met een hele club. Na het raften dronken we koffie die was gezet boven een kampvuur, terwijl de muggen in onze koude blote benen prikten. We reden ’s avonds laat als de zon onderging door het bos op zoek naar elanden, en zagen er drie. We gingen een dag rijden door de dorpen en heuvels en bossen richting het westen, en wisten na drie dorpen niet meer of we er al een keer waren geweest omdat alles op elkaar leek. We vonden een meer met een strandje en een stijger en zwommen in het koude water. We gingen op visite bij de ouders van de vrienden van onze vrienden, die in hun zomerhuis aan zee zaten, en waren jaloers op hun uitzicht. Ze vertelden ons dat zij daar ’s winters niet konden wonen, omdat de wegen er niet sneeuwvrij werden gemaakt en de waterleidingen werden afgesloten. We leerden steeds meer over het dagelijkse leven in Noord-Zweden. We zeiden tegen elkaar dat we er ook wel zouden willen wonen maar dan eigenlijk alleen in die heerlijke groene lichte zomers, omdat we niet wisten of we de korte donkere dagen vol sneeuw in de winter wel zouden overleven. Nee, geef ons maar de Zweedse zomers. We genoten ervan; van de natuur, de ruimte, de rust en de gastvrijheid van onze nieuwe vrienden.
Na de bruiloft bleven we nog twee dagen. We kochten twee grote stukken Västerbottensost, de speciale kaas uit de regio die we zo lekker vinden. We genoten nog even van de zon, die eindelijk weer eens echt goed scheen. We namen afscheid en zeiden tegen iedereen dat we terug zouden komen. Toen reden we de E4 weer af, ditmaal naar het zuiden. En terwijl de weg langzaam weer drukker werd, leek alles minder mooi te worden: de bomen minder groen en de lucht minder zuiver, zoals oude mannetjes wel eens zeuren dat alles vroeger beter was.
Thuis maakten de auto’s weer als vanouds herrie op de rotonde. We konden er niet van slapen.