Afwassen. D’r is niks ‘an. Het is een rotklus. Vieze borden en zware pannen. Teveel kopjes. De knoflookpers. Afdrogen is ook een rotklus. Vooral als de afwasser stiekem het bestek onderin de bak heeft gelegd en dat tevoorschijn tovert als al het andere al afgedroogd is en jij net denkt klaar te zijn. En dan die vieze natte theedoeken. Nee, niks ‘an.
Afwassen. Het begint met een ellenlange discussie over wie er de meeste plicht heeft om te helpen. “Ik kan niet, want ik moet zo trainen”, “ik heb gisteren al afgewassen”, “ik heb maandag én gisteren afgewassen”, “ik heb gisteren gekookt en maandag afgewassen terwijl ik maar twee keer mee eet deze week!” Als de strijd beslecht is rennen de winnaars verheugd de keuken uit en gaan de verliezers aan de slag. Eerst de tafel afruimen. Dan de vuile kopjes uit de woonkamer halen. De borden en de pannen afspoelen en opstapelen, het aanrecht reorganiseren. Een lekker sopje maken, en het feest kan beginnen.
Afwassen. Eigenlijk best gezellig. Buiten wordt het donker, het water voor de thee staat al op. De kopjes rinkelen in het warme sop. Je staat daar zo met z’n twee. Te spetteren aan het aanrecht. Je kunt een beetje gek doen, samen meezingen met de radio, of een serieus gesprek voeren. Je bent lekker bezig met je handen, je hoeft elkaar niet aan te kijken, een ideale situatie voor ontboezemingen. Tijdens de afwas leer je elkaar kennen.
Afwassen. Als de vaat eindelijk klaar is wordt het water in de theepot gegoten. De droger is bezig met zijn laatste vorken, de wasser veegt het aanrecht af met een doekje. Er worden kopjes en lepeltjes verzameld. Degene met de luidste stem brult naar boven: “THEE!” Huisgenoten komen van de trap af gedenderd. Dan ploffen we met z’n allen neer op de bank, net op tijd voor Friends.
Afwassen. Het hoogtepunt van de dag.